I N H E T K O R T

Willem Hadders wordt 15 maart 1945 samen met 27 andere gevangenen uit Assen naar Duitsland vervoerd. In KZ Neuengamme hebben ze hun eerste verschrikkelijke kampervaringen. Vanuit Neuengamme wordt een deel van de groep doorgestuurd om aan het werk te gaan. Door de oprukkende geallieerden worden ze steeds verder vervoerd. Dat gebeurt onder erbarmelijke omstandigheden in overvolle veewagons waarbij ze dagen zonder eten en vaak ook zonder drinken moeten overleven. Uiteindelijk komen ze aan in KZ Wöbbelin, een kamp dat lang niet klaar is en waar een paar duizend mensen moeten wonen. Per dag sterven tientallen gevangenen van uitputting. Willem overleeft deze ellende en wordt op 3 mei bevrijd door de Amerikanen. Hij wordt eerst snel naar de Westkant van de Elbe gebracht en gaat dan liftend richting huis. Via Zwolle komt hij in Hardenberg terecht en op 20 mei 1945 is hij weer thuis. Van de 27 mannen die uit Zwolle vertrokken zijn er slechts 11 terug gekomen.

O V E R Z I C H T R O U T E

Een overzicht van de hieronder beschreven reis van Willem Hadders door Duitsland. Rood staat voor de heenreis en groen voor de terugreis.

I N L E I D I N G

Voorafgaand aan dit verhaal het hoofdstuk: “De arrestatie en de aanleiding daartoe”. Hierin wordt verteld hoe Willem Hadders en zijn broer Hendrik gearresteerd werden en hoe broer Jan wist te ontsnappen aan de arrestatie. Voor Willem is de oorlog heel anders verlopen dan voor Hendrik. Onwetend van het feit dat zijn broer Hendrik op 7 maart uit zijn gevangeniscel in Assen is gehaald en op 8 maart bij de Woeste Hoeve is vermoord, heeft hij meerdere getuigenverslagen van zijn belevenissen gegeven. In deze getuigenissen wordt aan verschillende punten extra aandacht gegeven. Soms is de focus vooral op de periode van de arrestatie. Dit is het geval bij een opname voor de televisie door de NOS met de verslaggever Jan Eikelenboom. De overeenkomst van deze getuigenverslagen is dat ze gemaakt zijn na 1980. Ook zijn er andere getuigenverklaringen. Van de hele reis vanaf Assen tot en met Wobbelin van Wiebo Lameris (1947) en Anne de Boer (in het Engels: “A man named Anne”). Door de verslagen te combineren en met verklaringen van medegevangenen, verklaringen van de Amerikaanse bevrijders, foto’s en met wat er later nog bekend is geworden, ontstaat een compleet maar aangrijpend beeld van wat er met Willem en de andere “Assenaren” in die periode gebeurd is. Alle beschikbare verslagen zullen later in het hoofdstuk over de Nasleep van de oorlog compleet te bekijken zijn.

A S S E N

Vanaf 14 januari zat Willem in de gevangenis, of “Het Huis van Bewaring” in Assen opgesloten in cel nummer 27 op de eerste verdieping. Hendrik zat in een andere cel op de begane grond. Wat er verder met Hendrik is gebeurd voor 8 maart is niet bekend. In het begin viel (achteraf) de gevangenschap nog wel mee. De bewakers waren toen nog burgercipiers die nog wel eens extra voedsel afgaven en een enkele keer een berichtje doorgaven. Afgezien van de verhoren en enkele andere onaangenaamheden was dit de minst slechte tijd van 5 maanden gevangenis. Hoewel een nauwe kleine cel eerst wel erg op je inwerkt wende het toch wel. Ook omdat je lotgenoten om je heen hebt waar je al snel een goede band mee opbouwde. Je wist vaak de hele levensloop van je medegevangenen. Willem heeft verschillende celgenoten gehad. Het langst Anne de Boer. De broer van Anne, Hans de Boer, zat ook in de gevangenis. Anne had een zwangere vrouw. Het kind is geboren in de periode dat hij in de cel zat. Anne had nog meer kinderen. Vaak vroeg hij aan Willem om hem uit de Bijbel voor te lezen. Andere medegevangenen waren onder meer van Houwelingen, van der Bent en meneer Epenhuizen, de dirigent van het Noord Nederlands Orkest. Meestal zat je met 2 of 3 gevangenen in een cel. Een medegevangene uit Schoonoord zong iedere ochtend mooie liederen die dan door de hele gevangenis klonken. Soms wist je nog wel iets van wat er buiten gebeurde zoals de slag bij de Ardennen. Via de verwarmingsbuizen was er ook onderlinge communicatie. Maar niet alles kwam door. Verloofde Matti is samen met zus Aaltje een aantal keren bij de gevangenispoort geweest om een voedselpakket af te geven. Daar heeft Willem niets van meegekregen. Toch was er altijd spanning, vooral bij transporten. Het was altijd de vraag: ben ik er dit keer bij of niet? Aan de namen die afgeroepen werden wist je al of het een “zwaar” of een “licht” transport betrof. Een angstige nacht was de nacht van 7 op 8 maart toen met veel geschreeuw een transport met 29 mannen werd samengesteld, waaronder dus Hendrik Hadders. Iedereen begreep dat dit een bijzonder zwaar transport was. Volgens een medegevangene en celgenoot van Willem, Anne de Vries, was het de volgende dag wel bekend dat de Duitsers uit wraak 30 gevangenen doodgeschoten hadden. Er zijn echter 29 mannen afgevoerd en de volgende dag zou een cipier gezegd hebben: “oh, zijn jullie/jij er ook nog? Dan heb je geluk gehad.” Het was niet duidelijk of dit aan een specifiek persoon in de cel van Willem was gericht. Ook had Willem er geen idee van dat Hendrik ook bij deze groep hoorde. Na die angstige nacht van 8 maart volgde een periode met toenemende spanningen. Het personeel bestond toen uit gevluchte SD’ers bewakers uit Limburg die veel minder toegevend waren. Op 15 maart werd Willem samen met een 27 tal andere mannen uit Assen op transport gezet. Ze werden ’s morgens uit hun cellen gehaald en in een paar grotere cellen verzameld. ’s Avonds werden ze aan elkaar gebonden met parachutekoord en in het stikdonker naar het station gebracht. Waren de Duitsers bang voor teveel bekijks van de Assenaren en deden het daarom in het donker? Het was misschien voor de gevangenen mogelijk geweest om te ontsnappen maar niemand die dat aandurfde. Er liep dan ook veel SS bij. Het is via de Stationsstraat ook maar ongeveer 700 meter lopen naar het station. Dat is binnen een kwartier gedaan. In de trein die klaarstond, die het laatste transport naar Neuengamme bij Hamburg is geweest, zaten al 300 – 400 politieke gevangen uit Kamp Amersfoort. In Groningen werd nog een trein 203 gevangenen (ook het getal 50 wordt hier genoemd) uit Het Huis van Bewaring aldaar aangekoppeld. Pas op 16 maart vertrok de trein vanuit Groningen naar de Duitse grens.

N E U E N G A M M E

Via Nieuwe Schans ging de reis dieper Duitsland in. Onderweg dreigde de trein een aantal keren door geallieerden beschoten te worden. De bewakers grendelden dan de wagons dicht en zochten dekking in de sloot langs de spoordijk. Gelukkig werd er nooit direct op de trein geschoten. Via Oldenburg en Bremen kwam de trein op 18 maart 1942 aan in het concentratiekamp Neuengamme. Dat ligt een paar kilometers ten zuidoosten van Hamburg. De gevangenen hadden geen idee waar ze terecht kwamen. Maar dat veranderde al snel. Ze moesten in het aardedonker de trein verlaten en zich opstellen in rijen van 4. Over een betonnen pad liepen ze richting het kamp. Van hoe lang dat duurde hadden ze geen benul want onderweg werd er veel geschopt en geslagen. Als je niet snel genoeg kon lopen, ondervond je dat aan den lijve. Toen dacht men nog: “Slechter dan in de gevangenis zitten, kan niet”. Maar nog diezelfde nacht is “Neuengamme” geworden tot een plek waar de grootst mogelijke onmenselijkheid vrij spel had. Met veel geschreeuw werden de mensen in een donkere kelder gedreven. Het was een lugubere ervaring. Je weet niet wat je overkomt, je kunt je niet verweren, je bent machteloos. Na binnenkomst moesten alle kleren uitgetrokken worden en alle sierraden inclusief horloges en ringen werden afgepakt. Overal waar men dacht dat er iets verstopt kon  worden; alles werd nagekeken. De mannen werden toen op een soort slachtbank gelegd en werden volledig onthaard. Dat ging er niet zachtzinnig toe. Na een koude douche moesten ze langs tafels lopen waarachter gevangenen zaten, die oude gestreepte jassen en broeken van dode gevangenen toewierpen. De maat werd zo’n beetje geschat. Het ergste voor een mens is om hem z’n persoonlijkheid af te ontnemen en dat gebeurt in een concentratiekamp. Je hebt geen naam meer, je wordt een nummer. Willem kreeg nummer H-77124. Hij was ook niet meer bekend onder zijn naam maar moest zich melden met zijn nummer. Dat was voor Willem één van de ergste dingen, die hem is overkomen. In de groep uit Assen zaten allemaal verschillende mannen met heel verschillende achtergronden. Maar door deze behandeling zijn ze in een paar minuten allemaal veranderd in een nummer. De gevangenen uit Assen hebben nummers tussen H-77110 en H-77140 ontvangen. Eén van de Assenaren, Wiebo Lameris, had nummer H-77126 en Jan Grooters, die vlak na de bevrijding alsnog is overleden, had nummer H-77127. Willem heeft met Lameris na de bevrijding nog een hele tijd contact gehad. In Neuengamme zaten enige duizenden gevangenen toen Willem er aankwam. Willem droeg een rode driehoek met een “H” als politieke gevangenen. Zo waren er meerder kleuren; o.a. roze voor homo’s en zwart voor zwarthandelaren. Schijnbaar geheel willekeurig kreeg een deel van onze groep nog een armband met het opschrift “Torsperre”. Deze mensen kwamen de poort niet meer uit en waren in feite ter dood veroordeeld. De kapo’s waren meest Duitsers; dat waren de opzichters die de dagelijkse leiding hadden. De bewaking was in handen van de S.S. De bedoeling was om in de kampen te werken. In Neuengamme werd gewerkt in de “Klinkerwerke”, een steenfabriek. Willem is daar niet aan het werk geweest. Toen hij eind maart 1945 arriveerde was het al moeilijk om iedereen aan het werk te houden. Er is ontzettend geleden in Neuengamme. Het was eigenlijk een vernietigingskamp. Er waren toen ook nog mensen uit Putten. De meesten van hen waren toen al zo slecht dat ze niet meer te redden waren. Desondanks hebben de Puttenaren nog wel geprobeerd de nieuwkomers te helpen. Maar Neuengamme was zo’n slecht kamp dat men hier geen baat bij heeft gevonden. Al met al was de aankomst in Neuengamme een onthutsende ervaring voor de groep. Men heeft elkaar verbijsterd aangestaard. Ze werden vervolgens naar een barak gebracht om te slapen. Maar er was helemaal geen ruimte meer. Er lag wat stro op de vloer en er werd net zo lang geslagen tot iedereen lag. Dat betekende dat, wanneer je er ’s nachts uit moest, je er niet meer tussen kwam. Er lagen zo’n 20 mensen op een rij, je omdraaien kon niet, op de rug liggen kon ook niet. Een paar dagen later kwam je op een kribbe. In het documentatiecentrum in Neuengamme staat nog een originele kribbe. Het waren één persoon ’s kribben, maar je lag er soms met z’n drieën op. Het eten was bijzonder slecht. Je had een gestreepte kampmuts op. Daar kreeg je je eten in. Zij noemden het “Pell-kartoffeln; dat waren in de schil gekookte aardappelen. Daar zaten kiemen nog aan en strootjes ertussen en die kreeg je in je pet. Dat was tenminste nog wat. Later werd het nog erger. Of het opzet was of niet, maar we kregen ook visjes uit een grote ton en die waren verschrikkelijk zout. Je moest er erg van drinken. Het gevolg was dat iedereen dysenterie kreeg. Of in het Duits: “Durchfall”. Na een dag of tien, op woensdag 28 maart werden er “vrijwilligers” gevraagd om naar een ander kamp te gaan. Nu ja, “vrijwilligers” ….. In deze groep gaan van de Asser mensen in ieder geval mee: Willem Hadders, Roelof Hadders, Anne en Hans de Boer, D. Bosman, R. Eikelenboom, Jans Grooters, H. Kuiper, Wiebo Lameris, Geert Stukje, G. van de Vegte en Jans Zwinderman. Allen jonge sterke kerels die nog wel “Arbeitsfähig” zijn, in totaal 13 mannen.
Men had nog weinig ervaring en dacht steeds: slechter kan het niet worden. Voor zover een keus was dachten ze: “we gaan mee”.

FALLERSLEBEN


Eerst naar Porta Westfalica in de buurt van Minden. Daar waren ondergrondse vliegtuigfabrieken. We kwamen in een soort danszaal vlak bij hotel “Kaiserhof”. Op de muur stond een opschrift: “Zigaretten für Brot, dein Tot”. De groep is daar maar drie dagen geweest. Begin april, dat was de periode waar Pasen in viel. Er werd toen gezegd dat de Amerikanen al in Bielefeld waren, 30 à 40 kilometer of iets verder daar vandaan. Op een gegeven moment kon je het gebulder van het geschut al horen en hebben ze alles en iedereen weer in de trein geslagen en vervoerd naar Fallerleben bij Wolfsburg, waar de Volkswagenfabrieken staan. Er werkten gevangenen in die fabrieken, dus ook weer een kamp in de buurt. Het kamp Fallersleben heeft op de gevangen weinig indruk achtergelaten en zal relatief een goed kamp geweest zijn. Behalve de Volkswagenfabrieken was er ook een fabriek voor elektronische begeleidingssystemen voor raketten. Een aantal hebben daar een paar dagen in gewerkt. De groep is daar een week à 10 dagen geweest. Willem heeft er niets gedaan anders dan wat in een tuin gewerkt te hebben. De Amerikanen waren toen al in Hannover. Iedereen werd weer in de trein gestopt. In Fallersleben kregen we een klein deel van een Rode Kruis pakket. Daar zaten ook sigaretten in, zo’n 4- 5 stuks per persoon. Dat was een enorm bezit. Als je een sigaret had, rookte je die zo ver op als je kon. Het laatste stukje hield je vast met een naald of iets dergelijks. Je was er erg zuinig op. Er waren daar ook veel Russische gevangenen. Toen we in het donker bij de Russen in de trein gezet werden duurde het maar even of we waren alles kwijt, ook de sigaretten. Op zondag 15 april gingen we per trein verder naar Wöbbelin.

De reis van Fallersleben naar Wöbbelin heeft ongeveer een week geduurd en was verschrikkelijk. Wat zich er gedurende deze reis heeft afgespeeld is met geen pen te beschrijven. De trein was overvol. Liggen was niet mogelijk, alleen staan of zitten. Eén zat met zijn rug tegen de wand en de volgende ging tussen zijn benen zitten, etc. Per dag kregen we een dun sneetje brood maar niets te drinken. Honger is erg, maar dorst nog veel erger. Ik heb meegemaakt in die trein dat menen hun eigen urine dronken. Onderweg werd de trein ook meermalen beschoten door vliegtuigen. Dan werd de trein stilgezet en de wagons vergrendeld terwijl de bewakers dekking naast de spoorlijn zochten. De Russen, die ook in deze trein zaten, waren nog relatief gezond en goed georganiseerd. Eén Rus had de leiding en bezorgde ons veel last. Er werd van alles gestolen en dat ging gepaard met ernstige mishandelingen. Tijdens de tocht hadden deze Russen met een mes een gat van 40 x 70 cm in de achterwand van de wagon gemaakt. Een stuk of 20 Russen zijn door dit gat verdwenen zonder dat de bewaking dit in de gaten had. Ook de Nederlanders hebben overwogen op deze manier te ontsnappen. Maar een van hen, Roelof Hadders (geen familie van Willem) begon te ijlen en was vreselijk verward. Daarom heeft men van dit plan afgezien, Deze reis heeft iedereen ontzettend afgepeigerd, het was een onhoudbare toestand. In die trein zijn er veel mensen gestorven. De trein heeft ook nog drie dagen stilgestaan, naar ik mij herinner bij Wittenberge, dat is aan de Elbe.

W O B B E L I N

Toen de trein tenslotte in Kamp Wöbbelin aankwam waren daar heel veel “Musselmannen”. Hun voeten sleepten over de grond, hun ogen waren open maar zagen niets. Hun geest was volledig afwezig. Binnen enkele dagen zijn er dan ook velen overleden. Hulp kon weinig geboden worden, daarvoor waren er te veel zieken en te weinig artsen. Er waren al helemaal geen medicijnen. Velen zijn dan ook als dieren gestorven. De trein kwam aan op een zonnige middag, zo op het oog midden in een bos. Iedereen mocht uitstappen en de meesten vielen meteen in de heide in slaap. Als men elkaar aankeek was de gedachte: zou ik er ook zo belabberd uitzien?
’s Avonds moest men de wagons weer in en iedereen was bang dat de reis nog langer zou duren. Dat zou voor velen de dood betekenen. Maar al spoedig werd iedereen weer uit de trein gehaald. Het gerucht ging dat men naar een prachtig barakken kamp gebracht zou worden. Er was geen hand voor ogen te zien maar uiteindelijk werd de groep een barak binnengeloodst. Het was er weer een geschreeuw van jewelste. Iedereen moest een slaapplaats zoeken, alleen er waren geen bedden. Alleen wat dennenpalen die in de grond stonden. Dus moest iedereen een plekje op de vochtige zandgrond zien te vinden. Daarvan kreeg je bloeduitstortingen die weken later nog zichtbaar waren. De volgende morgen konden ze zien in welk soort kamp ze terecht waren gekomen: een kamp in aanbouw! Geen ramen, geen deuren, nog geen bedden. Dekens bond je met ijzerdraad vast, anders was je ze de volgende morgen kwijt. Eind april zaten er meer dan 5000 mensen in het kamp uit 20 verschillende landen. Er was heel weinig te eten. De Russen en Polen probeerden mensen die alleen waren het eten af te halen, hetgeen vaak gelukte. Iedere morgen werden tussen de 20 en 40 doden in een deken gewikkeld aan een stang door gevangenen naar het massagraf in het bos achter het kamp gedragen. Dat was iedere morgen weer een verschrikkelijke aanblik. Een paar mensen uit de groep, Anne en Hans de Boer, moesten de doden uit het vrouwenkamp dat er vlakbij lag, ophalen en ook in het massagraf gooien. Sommige schattingen van meer dan 100 doden per dag zijn volgens Willem te hoog. Omdat er maar één handpomp was op 5000 mensen, had ieder maar enkele seconden om zich iets te wassen. Maar velen kwamen daar niet aan toe. Verder sanitaire voorzieningen waren er niet. Behalve een paar in de grond gegraven gaten voor de diaree. Het hele kamp lag dan ook onder de poep. Het mag nog een wonder heten dat er mensen zijn die deze hel overleefd hebben. In totaal zouden er zeker 1000 mensen in Wobbelin omgekomen zijn. Willem woog bij zijn bevrijding nog 80 pond.

DE BEVRIJDING VAN KZ WOBBELIN

Ten tijde van de bevrijding was het KZ Wöbbelin bevolkt met 3500 tot wellicht 5000 gevangenen. De gevangenen hadden vele nationaliteiten: Nederlanders, Belgen, Fransen Polen, Russen etc. Het deel van het kamp waarin de gevangenen verbleven had een oppervlakte van zo’n 200 m x 200 meter. Er stonden een 4-tal lange gebouwen twee aan twee naast elkaar en nog een paar verspreide kleinere gebouwen. Er was één ingang relatief dicht bij één van de gebouwen die was voorzien van nummer “60”. Gezien de inrichting van het kamp, het grote aantal gevangenen en de zwakke gezondheid van de gevangenen, was de manier waarop de bevrijding van kamp beleefd werd en naderhand verteld werd, erg afhankelijk van de plek waar iemand zich op dat moment bevond. Er zijn dan ook een aantal op het oog verschillende verhalen geschreven. Die sluiten in het grote plaatje echter wel goed op elkaar aan. Hieronder een samengevat verhaal zoals de bevrijding door meerdere personen vanuit het kamp zelf is gezien. En een verhaal hoe de Amerikanen de bevrijding van het kamp gezien hebben. 

De bevrijding gezien van binnenuit.

In het kamp begon het eind april onrustig te worden. Het was de meeste gevangenen al eerder overkomen. Telkens als de geallieerden dichterbij kwamen, werden ze weer verplaatst. Na een chaotische dag op 1 mei werden de gevangenen dus weer in treinwagons gedreven werden. Ze waren bang dat ze weer op de “vlucht” moesten voor de Amerikanen. Later bleek dat het de bedoeling geweest was deze trein naar Lubeck te brengen om de gevangenen op de schepen “Cap Arcona” en “Duitsland” te brengen. Deze schepen zijn door de geallieerden gebombardeerd en tot zinken gebracht. Mede Assenaar Geert Geertsema is daarbij om het leven gekomen. Of het opgehouden vertrek van de trein kwam door een kapotte locomotief of door gebrek aan een machinist is niet duidelijk. De Amerkanen waren al horen, zo dicht waren ze al bij Wöbbelin gekomen. Maar ze werden die vroege morgen van de 2de mei weer uit de wagons gejaagd zoals de gevangenen gewend waren: met kolfslagen met de geweren, geblaf van honden, geschreeuw en gebrul “Los, los, schnell, los!”. Er bleven veel doden achter in de wagons. Door het daardoor ontstane gedrang bij de ingang van het kamp struikelden meerdere gevangen over de spoorrails van het smalspoorweg, die naar het kamp liepen en vielen ze. Sommigen probeerden de druk van de gevangenenmassa die door de SS opgejaagd werd, wat minder te maken, maar vergeefs. De meeste van de gevallen gevangenen werden tegen de grond vertrapt. Toen ze in het kamp kwamen, ontdekten ze de lijken van de gevangen, die niet op de trein geweest waren en zich tussen de barakken verstopt hadden. De SS had ze opgespoord en koudbloedig doodgeslagen. Ook ontdekten ze de lijken in de ziekenafdeling, die de SS niet in de trein geladen had. Bij het daaropvolgende appel vertelde de S.S. Bewaking dat het kamp vernietigd zou worden maar dat de gevangenen vrijwillig met de SS mee zou kunnen naar een veilig oord. “Als je het niet doet zullen jullie allemaal verhongeren”, zo werd ze verteld. Een gering aantal gevangenen is toen te voet met alle bewakers van het kamp weggegaan en vertrokken richting Schwerin. Waarschijnlijk om als onderhandeling te gebruiken als ze in het nauw zouden komen. In een aantal verslagen wordt melding gemaakt van een locomotief met wapperende rode vlaggen die uit het noorden kwam aanrijden. Hij was afgeladen met Russen, zowel ex-gevangenen als soldaten, die wild om zich heen schietend Kapo’s en SSérs doodschoten. Eén getuige sprak van een “moordorgie”. De Russen toonden geen enkele belangstelling voor het kamp en trokken meteen verder. De gevangenen die in de buurt van de ingang waren, waaronder Willem Hadders, zagen aan het begin van de middag op deze 2 mei op de hoek van het kamp een kakikleurige auto verschijnen, uit de richting Ludwigslust komend. Er zat een militair in een soortgelijk uniform in. Nadat hij het kamp enige minuten had gadegeslagen, reed het voertuig terug naar Ludwigslust. Even later, aan de andere kant van het kamp zagen de gevangenen enkele Amerikanen het prikkeldraad doorknippen en stonden de soldaten even later in hun midden. Hun gezichten drukken ongeloof uit bij het zien van de onvoorstelbare vertoning. Tegen 17:00 uur kwamen nog twee Amerikanen, gevolgd door een Franse officier, in het kamp. Tegen de avond stationeerden zich het grootste gedeelte van de Amerikaanse troepen in het noordelijke deel van het kamp. De gevangenen waren vrij! Op 3 mei begon de evacuatie van het kamp.

De bevrijding gezien van buitenaf
De geallieerden waren eind april in een wedloop met de Russen om het eerst bij de geheime raket ontwikkelings-centrums Travemunde te komen. Onder andere de 82ste US Airborne Division had die opdracht om daar voor de Russen te komen. Deze divisie was betrokken bij operatie Market Garden en heeft de brug over de Waal veroverd. Even later vochten ze mee in het Ardennen offensief. Via de lijn Keulen – Hannover – Travemunde kom je net over de Elbe langs Wöbbelin. Met de soldaten trok ook een team fotograven en filmmakers mee die onderweg belangrijke gebeurtenissen vastgelegden. Eind april, toen ze net over de Elbe waren getrokken over een tijdelijke ponton, kwamen de Amerikanen de eerste vooruitgeschoven Russen al tegen. De Russen zaten toen al in de hele omgeving zoals bij Grabow en Neustadt-Glewe, een paar kilometer ten oosten van het kamp. Die ontmoetingen gingen toen nog erg vriendschappelijk, onder meer met de uitwisseling van wapens (pistolen). Zowel de Amerikanen als de Russen waren op dat moment dus in de buurt van het kamp. De Elbe zou de latere grens met de DDR worden en het is nog ongeveer 40 kilometer naar het KZ Wöbbelin. Het is niet duidelijk of er van het kamp melding is gemaakt bij de Amerikanen of dat ze er bij toeval op weg naar Travemunde tegen aan liepen. Een officier meldt later dat ze door op de stank af te gaan, het kamp vonden. Na een eerste verkenning toen ze op de middag van 2 mei het kamp gezien hadden, kreeg Generaal Gavin de melding van de omstandigheden in het kamp en het verzoek om hulp en medisch personeel. Een journalist, Shirley Conley, en de eerder genoemde filmmaker en fotograaf gingen mee het kamp in en hebben daar de foto’s en opnames gemaakt die nu nog beschikbaar zijn. Op twee van de foto’s is ook Willem Hadders te zien. Terwijl de rest van de 82ste Airborne Division verder ging bleef een unit achter om hulp te bieden en het kamp op te ruimen. De overlevenden werden in eerste instantie per vrachtwagen naar een schuur in Ludwigslust gebracht. Zodra het mogelijk was werden de gezonde mensen naar de andere kant van de Elbe, naar Celle gebracht. Andere gevangenen werden verzorgt in noodhospitalen zoals in Lübtheen. Ze werden daar verzorgt door Duitse verpleegsters. Later gingen ze naar ziekenhuizen in heel Europa. Voordat de doden uit het kamp begraven werden, werden omwonenden en Duitse militairen opgetrommeld en gedwongen door de barakken van het kamp te lopen om de ellende die onder hun ogen gebeurd was, te aanschouwen. Daarna werden door deze mensen op het dorpsplein in Ludwiglust een groot aantal graven gedolven. Op 5 mei vond de begrafenis plaats van ongeveer 200 overleden kampbewoners die nog niet begraven waren bij de bevrijding op 2 mei. De doden die in het massagraf bij het kamp begraven waren zijn opgegraven en in een graf op hetzelfde plein gelegd. De werkzaamheden hiervoor werden gedaan door bewoners en boeren met paard en wagen uit de buurt. Nadat alle gevangen weg waren en de doden uit het kamp waren geborgen hebben de Amerikanen het hele kamp platgewalst en in de brand gestoken. Er is nu alleen nog wat van de fundamenten zichtbaar.
Vandaag worden de restanten van de fundamenten van de gebouwen weer blootgelegd. Zo wordt op een sobere manier aangegeven waar het kamp en de gebouwen gestaan hebben.

Zittend links op de hoek met alpinopet: Willem Hadders, naast hem Anne de boer en Hans de Boer.
Staand tegen de linker deurpost: Willem Hadders

De overlevenden werden in eerste instantie per vrachtwagen naar een schuur in Ludwigslust gebracht en na 1 of 2 dagen naar Jessenitz. Van hieruit zijn nog een aantal van de groep naar een veldhospitaal in Lübtheen gebracht waar nog velen gestorven zijn. De terugreis verliep voor de mannen uit Assen heel verschillend. De mannen die te ziek waren op te reizen verbleven in Ludwigslust totdat het Rode Leger zo dicht bij kwam dat iedereen door de Amerikanen naar het Westen over de Elbe gebracht werden. De Russen “mochten” immers tot aan de Elbe optrekken. Van de groep van Willem bleem Jans Zwinderman achter in het hospitaal waar hij toen spoedig overleed. Samen met Wiebo Lameris en Roelof Hadders is hij aan de terugreis begonnen. 
Vanuit Jessenitz ging het naar Celle. Daar vond de registratie als D.P. (Displaced Person) plaats. Voor Willem was dit een heel belangrijk moment want hij had er zijn naam mee teruggekregen. Ook werden ze daar ontluisd. Dan moest de broek open en werd er een kwak DDT ingegooid! Vanuit Celle is de gIngen ze via Solingen naar Rheine. In Solingen is Willem het contact met Hadders en Lameris verloren. Hij is toen alleen verder gereisd naar Zwolle. Het transport ging veelal op Franse militaire vrachtwagens die veel te hard over de kapot gereden Duitse snelwegen reden.

VAN ZWOLLE NAAR ZUIDBARGE

Op dinsdag 15 mei 1945 is Willem in Zwolle ingeschreven als Evacué/Passant. Hij kreeg daar het registratienummer 2578 en werd de volgende dag, 16 mei, door een arts gekeurd. Achter HERKOMST staat: “Ludwigslust (conc. kamp) Meclenburg 8 weken” en achter ARBEIDSONGESCHIKTHEID staat: “licht werk na enigen tijd”. AFWIJKING: “geen” en dan de handtekening van de arts. Op die 16 mei is hij richting Emmen gaan lopen, samen met een groep teruggekeerde jongens die voor de Arbeitseinzatz in Duitsland geweest waren. Onder andere was een zoon van Weering, Hendrik, erbij. Weering woonde in het huisje aan de Hooiweg (Zuidbarge). Hij kon ze echter niet bijhouden. Onderweg heeft hij nog een eind kunnen meerijden met een groentekar. In Ommen in een gebouw van de Politieke Opsporingsdienst waar hij zich aanmeldde werd hem verteld dat ze niks voor hem konden doen voor wat betreft vervoer. Hij is toen maar verder gelopen. Voor zijn gevoel heeft hij die dag zeker 20 km gelopen. In werkelijkheid is het ruim 30 kilometer. Omdat het al donker werd (de zon gaat om 9:30 onder, het was dus al later in de avond) heeft hij in Hoogengraven bij het huis van de onderwijzer van de school aldaar, aangebeld en gevraagd om onderdak. Dat werd hem door de man geweigerd. Willem had daar wel begrip voor. Hij had nog steeds de gestreepte kampkleding aan en een Duitse legerjas. Ook was hij geel, broodmager en kaal. Ze verwezen hem naar een hotel even verder op, dat was de Hongerige Wolf. Hij is toen verder gelopen in die richting en wilde daar in de bosjes gaan slapen. Toen hoorde hij een paard aankomen met een koets. De mensen in die (dichte)koets wilden hem wel meenemen nadat Willem had uitgelegd hoe het zat. Het was een jong boeren echtpaar dat van een bruiloft kwam en op weg was naar hun huis in Bruchterveld. Ze hebben hem toen naar het Rode Kruis gebouw in Hardenberg *) gebracht. Dat was nog zo’n 10 kilometer verder. In het Rode Kruis gebouw, dat was ondergebracht in de Mulo-school, werd hij opgevangen door mevrouw Bosch en de heer Herman Makkinga. Er is daar op 17 mei een formulier ingevuld: “De Medical Index Card van Willem Hadders” welke door dhr Makkinga is ondertekend. Ondertussen was ook vastgesteld dat hij een “echte” uit Duitsland gevluchte gevangene was. Er is toen contact geweest met Iemhoff. Die schrok in eerste instantie erg van dit bericht. Ze hadden altijd het idee gehad dat ook Willem bij de Woeste Hoeve omgebracht was. De volgende dag is hij achter op de motor van Jan Prengers naar Iemhoff aan de Wellebeekweg gebracht. Toen was de familie Iemhoff al een beetje voorbereid op zijn komst. Daar heeft hij een douche gehad en gelijk schone kleren gekregen. Van luizen had hij toen geen last meer. De behandeling van de Amerikanen met een flinke dosis DDT had zijn werk gedaan. Zijn oude kleren hebben ze ergens in het “bosje” begraven omdat ze zo vies waren. Later is geprobeerd die kleren terug te vinden om er een knoop oid af te halen, maar zonder resultaat. Er is toen gesproken over wat er gebeurd is. Op dat moment wist nog niemand in Zuidbarge wat er met Willem gebeurd was. Ze wisten wel al wat er in de Woeste Hoeve gebeurd was. Hendrik was een paar dagen eerder in Emmen (her)begraven. Willem kreeg toen pas de zekerheid dat Hendrik niet meer leefde. Hij heeft altijd wel het vermoeden gehad dat het toen geen “gemakkelijk” transport geweest is, op 7 maart vanuit Assen. Willem heeft die nacht voor het eerst weer in een schoon bed kunnen slapen. Er is toen ook contact gelegd met “Zuidbarge” en de volgende dag is hij door zijn verloofde Marchien Salomons en zus Aaltje met een auto van Kuilman uit Noordbarge, opgehaald. Dat ging nog niet eenvoudig omdat er veel bruggen over de IJsel kapot waren. Willem was voor beide bijna onherkenbaar, liggend op bed, uitgemergeld en kaal was hij slechts een schim van “vroeger”. Maar uiteindelijk was hij weer in Zuidbarge. Dat was toen voor Willem een ontknoping. Toen pas realiseerde hij zich wat er allemaal met hem gebeurd was. Schijnbaar heeft hij daar niet zo heel veel last van gehad. Het moeilijkst was dat iedereen tegen hem zei: “Ach, daar moet je niet over praten”. Dat is dan ook nauwelijks gebeurd. Je kon wel vertellen waar je geweest bent, maar je kon niet vertellen wat je beleefd had. Hij woog nog 80 pond toen hij thuis kwam maar is in de eerste vier weken 24 pond gegroeid. De eerste tijd heeft hij nog wel overdag op de divan in wat toen nog de keuken was. In de “bouw” (oogst) kon hij al weer wat meewerken. En in mei 1947 gaven Willem en Marchien elkaar het ja-woord. Van de 27 mannen die op 15 maart uit Assen vertrokken zijn er slechts 11 terug gekomen. Drie daarvan moesten langdurig herstellen. Een aantal zijn later alsnog als gevolg van de geleden ontberingen overleden. De werkelijk geleden verschrikkingen, zowel geestelijk als lichamelijk, kunnen volgens Willem door de overlevenden niet in onder woorden worden gebracht.

*) Waarom Hardenberg? 

In de vertellingen van Willem is de overnachting in het Rode Kruis gebouw altijd een gevolg geweest van de lift die hij van de koets kreeg richting Bruchterveld. De route loopt dan praktisch langs Hardenberg. Het is niet onwaarschijnlijk dat de mensen in de koets wisten van het Rode Kruis post in het schoolgebouw van de MULO, in Hardenberg. Voor Willem was Hardenberg dicht bij Radewijk, de woonplaats van Gerard Iemhoff, de verloofde van zijn oudste zuster Aaltje.

*) Waarom Hardenberg?

In een oproep die door Gerard Iemhoff is opgesteld en in een lokale krant is afgedrukt, vertelt hij dat Willem bewust naar Hardenberg is gegaan. Citaat uit deze oproep: “Dat hij niet naar Zuidbarge ging, kwam omdat de S.D. hem bij de verhoren had wijs gemaakt, dat ze de boerderij hadden platgebrand en de bewoners gefusilleerd.”

De D.P. Index Card  (displace person).

De opmars van de geallieerde legers maakt de terugkeer van miljoenen mensen na de oorlog mogelijk. Ze worden allen gevat onder de brede noemer van “displaced persons” of DP’s.
Verspreid over het hele Europese continent worden niet enkel politieke gevangenen of krijgsgevangenen maar ook collaborateurs of SS’ers beschouwd als Displaced Persons. Om deze massale volksverhuizing onder controle te houden is een specifieke administratie nodig. De samengevoegde leiding van de geallieerde legers en het Rode Leger, de SHAEF (Supreme HeadquartersAllied Expenditionary Force) organiseert de volksverhuizing en houdt toezicht op de repatriëring. De eerste opvang gebeurt vlak achter het front. In de “collection points” wordt een “DP Index Card” aangemaakt. Willem heeft zijn D.P. Index Card waarschijnlijk in Jessenitz onvangen. Behalve de naam van de persoon vermeldt ze slechts het unieke registratiecijfer. Voor Willem Hadders het nummer G 08800627. Aan de hand van dit nummer kan de persoon gevolgd worden tot zijn uiteindelijke thuiskomst. Vóór het nummer staat nog een letter, die verwijst naar het land waar de registratie plaatsvindt (“G” staat voor “Germany”, Duitsland). Gedurende het hele traject van de repatriëring moet de DP dit kaartje bij zich houden, omdat het geldt als voorlopig identiteitsbewijs.

de “ AEF DP registration record” Deze is groter en het invullen ervan geldt als een controle van de identiteit van de DP. Een deel daarvan wordt ingevuld door een plaatselijk aanwezige verbindingsofficier. Behalve de gebruikelijke gegevens zoals woonplaats en geboortedatum, noteert deze ook waar de DP naartoe wil. In dit geval bij nummer 112: “Emmen, Dr. Ned. Willem geeft aan geen Prisoner of War te zijn en geen geld in zijn bezit te hebben. In vak nummer 23 wordt aangeduid welke kledingstukken de DP eventueel heeft. Onderaan de voorzijde in vak 24 is geschreven vat Willem komt van: Concentratiekamp Neuengamme (Opm.: Het kampje Wöbbelin was een buitenkamp van Neuengamme). Deze kant van de kaart is zowel door Willem (20) als door de verbindingsofficier, dhr H. Makkinga op 17-5-1945 getekend. (22) is het Destination or Reception Center: Ol Hardenberg, Ov, Ned.Op de achterzijde volgt medische informatie, die een beeld geeft van de fysieke toestand waarin de persoon verkeert voor zijn terugkeer. Willem is op 17 mei 1945 gedesinfecteerd (25) met D.D.T. Hij heeft verteld dat je de broek moest openhouden en iemand er dan een schep DDT ingooide. Onder nummer 26 is voor Willem aangekruist dat hij “geschikt voor handarbeid” (vakje L) is en geschikt is voor “Vervoer” (M). Aangekruist kan worden of iemand aan een besmettelijke ziekte (CD) dan wel aan een ziekte die hem het werken verhindert (D) leidt. Ook de eventuele inentingen tegen bijvoorbeeld tyfus en difterie worden al of niet genoteerd (vak nummer 27)